Bij mijn zoektocht naar een goede benadering van de vraag of ik voor of tegen openstelling van supermarkten op zondag ben, bedacht ik me ook het volgende.
In al die jaren dat ik raadslid was, heb ik nooit nagedacht over de vraag of we het eens waren met de situatie dat de horeca op zondag gewoon open is. Wel hebben we ons bezig gehouden met jeugd en alcohol (zat van ’t zuipen) en daar discussies over gevoerd.
Bij het debat in september 2004 (politiek gezien één van mijn mooiste debatten) over een nieuw stadion (multifunctioneel) heb ik me bij mijn standpunt niet laten leiden door het voetballen op zondag, dat was geen issue. Wel door het aangenomen voorstel om de speelautomatenhal te verplaatsen (dat vonden we op zich prima) en fors uit te breiden qua speelautomaten. Met alle kans op een groeiend aantal mensen met gokverslaving. We hebben toen, ondanks dat we collegepartij waren, tegen gestemd. Overigens, een later gehouden referendum over het besluit, heeft ons als het ware in het gelijk gesteld.
Wat betekenen deze overwegingen voor een oordeel over de supermarkten? Heeft het te maken met wetgeving, met een verschillende beleving?
Mijn conclusie is, dat er voor mijn benadering van het dossier – de vraag of ik gehinderd word in mijn beleving van de zondag – ruimte is.
John, ik kan u gedachten wel waarderen.
Deze zelfbeschouwing vind ik een compliment waard. Bij deze.
Dank je wel, Frank