De namen die langzamerhand aan de openbaarheid worden prijsgegeven bieden stof tot nadenken. Niet zo zeer over de namen als wel over het proces dat gelopen is voorafgaand aan de voordracht (want verder is het proces nog niet).
Laat me het vergelijken met een gewone benoemingsprocedure. Er wordt nagedacht over de vacature: wat houdt de vacature in, aan welke voorwaarden moet een kandidaat voldoen, welke ervaring moet hij hebben en zijn de kwalificaties van de kandidaat aantoonbaar.
Zodra de sollicitanten bekend zijn, worden ze langs de “meetlat” gelegd. Een commissie spreekt de kandidaten en komt met een voordracht.
En dan nu de voordracht voor minister.
Ik kan geen enkele overeenkomst ontdekken.
Zo gek is het toch niet wanneer er criteria worden geformuleerd die passen bij de zwaarte van de functie. Het is dan aan elk van de coalitiepartijen om bij die criteria de beste kandidaten te vinden.
Maar ja, het is politiek. Dan gaat het, zo lijkt het, over belonen van verdiensten voor de partij.
Daarbij wordt over het hoofd gezien dat goed gekwalificeerd zijn voor de ene functie niet betekent dat dat dan ook geldt voor het ministerschap. Belonen dus in plaats van competenties.
Ik las vandaag dat ook beloftes uit het verleden kunnen worden ingelost. Dat is nog eens wat anders dan aandelen.
Zou een partij ook een afweging maken tussen het belang van het ministerschap versus de gevolgen van het vertrek uit huidige functie?
De toenemende betrokkenheid van kiezers bij het politieke handwerk zou toch mogen leiden tot de vraag wat dat betekent voor de mate van openheid als het gaat om de ministersbenoeming. Niet dat de burger moet gaan optreden als een soort sollicitatiecommissie. Wel dat de kiezer mag weten welke zaken rol spelen bij een voordracht.
De publieke verbazing bij de nu bekende voordrachten spreekt boekdelen.
Kortom, de schuivende panelen als het gaat om democratie (van representatieve democratie naar een vorm van deliberatieve democratie) moeten toch op de één of andere wijze ook gevolgen hebben voor de procedure van voordracht voor een ministerspost.
Er moet op zijn minst over nagedacht worden.