Vandaag heb ik het antwoord van het college op onze vragen over flyeren in de binnenstad binnen gekregen.Het belangrijkste antwoord, op vraag 1, heb ik hieronder weergegeven.
De vraag luidde: Bent u van mening dat het colporteren/flyeren in de binnenstad beter gereguleerd kan worden.
Het college antwoordt op deze vraag als volgt:
Zwolle is een mooie stad, een stad met mogelijkheden, waar iedereen mee moet kunnen doen en waar we ruimte voor initiatieven willen bieden. In zowel het Collegeakkoord als de Perspectiefnota 2011 – 2014 geven we als gemeente aan dat we niet willen dat regels en bureaucratie hieraan in de weg staan.
Het college is zich er van bewust dat er momenten zijn, vooral in de Diezerstraat, dat de bezoeker om de haverklap wordt aangesproken om lid te worden van een goed doel, een abonnement op de krant te nemen of een nieuw product uit te proberen. De prullenbakken puilen op drukke momenten uit en de weg is dan bezaaid met papiertjes en demoproducten. Met name door de optelsom van activiteiten wordt overlast ervaren en irritatie opgewekt.
Je kunt gewoon nee zeggen als je aangesproken wordt, je hoeft niks aan te pakken, je kunt gewoon doorlopen. Waarom moeten wij als overheid regelen dat burgers geen “nee dank je, geen interesse” hoeven te zeggen? Moet de overheid ondernemers de vrijheid ontnemen om hun producten aan te prijzen wanneer zij deze gratis willen uitdelen of middels flyers aan het publiek kenbaar willen maken?
Deregulering draait er in de kern om dat je alleen passende regels hebt. Dat je zaken regelt waar dat nodig is vanuit je publieke taak, dat je dat doet op een manier die past bij Zwolle, dat die regels efficiënt zijn en dat je daar over na blijft denken. En regelen is niet hetzelfde als inperken, afpalen en risico’s uitsluiten. Regelen is ook het creëren van een kader, het stellen van randvoorwaarden en het mogelijk maken van dingen.
In dat licht gezien kiest het college er dan ook niet voor om vrijheid bij de individu in te perken en de mogelijkheid om colporteren en te flyeren anders te reguleren.
Als ik het antwoord op me in laat werken, dan kan ik me bij de redenering wel wat voorstellen. Toch heb ik nog wel wat punten die een overweging verdienen:
– de vrijheid van het individu geldt ook voor het winkelend individu; hoe zit het met het evenwicht
– de vraag was niet om het anders te reguleren, de vraag was of het niet beter gereguleerd kan worden
– dat brengt me bij mijn belangrijkste overweging. Als de redenering van het college in de volle breedte geldt, waarom is er dan nog wel een vergunning nodig? Blijkbaar is de vrijheid van het individu niet zo groot, dat er toch nog een vergunning nodig is (inclusief de plek op de Diezerpromenade waar je mag gaan staan)
– Ik heb geen enkel bezwaar om een keer “nee” te zeggen. Dat wordt anders, wanneer je op zaterdag om de haverklap aangesproken wordt. Ik zou me voor kunnen stellen dat het aantal vergunningen per dag(deel) beperkt wordt. Je behoudt zowel de vrijheid van het colporterende individu als van het winkelende individu.
Er is in ieder geval duidelijkheid, het winkelend publiek weet waaraan het nu toe is.
John van Boven